De Imker Vereniging Deventer heeft al enige jaren een werkgroep, met doel bij te dragen aan een betere dracht (voedsel) voor honingbijen, wilde bijen en vlinders. 

 

Een natuurlijke bloemenweide opzetten, hoe doe je dat?

Wie weleens buiten de stad komt, ziet gelijk dat daar alles mooi groen is, maar niet altijd bont en kleurrijk. De bloemen ontbreken. Dit betekent dat de bijen, zowel de wilde- als de honingbijen, langzaam maar zeker verdwijnen door gebrek aan voedsel en leefomgeving. Het verdwijnen van de bijen kan als indicator gezien worden voor de teruggang in de biodiversiteit. Dat betekent niet alleen een nadeel voor de bestuiving van het voedsel dat wij dagelijks eten, maar ook vogels vinden minder insecten om te eten en gaan daardoor ook snel in aantal achteruit. Weidevogels kunnen nauwelijks nog een plekje vinden om veilig te broeden.

De Imker Vereniging Deventer heeft al enige jaren een werkgroep, die zich ten doel stelt om bij te dragen aan een betere dracht (voedsel) voor honingbijen, wilde bijen en vlinders. Een goede actie is volgens deze imker vereniging om natuurlijke bloemen in te zaaien in weiden en randen.
Natuurlijke bloemen zijn inheemse bloemen uit de regio, die niet veredeld of gecultiveerd zijn. De zaden hebben hun oorsprong in de vrije natuur. Natuurlijke inheemse planten en inheemse insecten hebben elkaar nodig. Ze zijn op elkaar gespecialiseerd en van elkaar afhankelijk.

Een stukje voorgeschiedenis

Om je een voorstelling te maken van een natuurlijke bloemenweide moeten we meer dan 100 jaar terug in de tijd. Niemand van ons heeft daar nog persoonlijke herinneringen aan. Maar in die tijd leefde de beroemde Nederlandse bioloog en leraar Jac. P. Thijsse. Hij heeft veel geschreven over de Nederlandse natuur in die tijd. Ook in zijn tijd werd de natuur al bedreigd. Jac. P. Thijsse richtte in 1905 Natuurmonumenten op. Om een groot publiek te bereiken schreef hij de beroemde Verkade-albums. In elk huis trof je deze boeken aan en iedereen was druk met het sparen en inplakken van de prachtige plaatjes met bloemen, dieren en landschappen uit de natuur. De grote biodiversiteit, die toen nog in Nederland bestond, bestaat tegenwoordig niet meer.
De moderne intensieve landbouw is zo dominant, dat er in het buitengebied vrijwel geen bloempje meer bloeit. Dit is een gevaarlijke ontwikkeling, daar wij allemaal afhankelijk zijn van een natuur met een grote diversiteit. De bijen zijn afhankelijk van bloemen, wij zijn afhankelijk van bijen voor de bestuiving van onze planten en groente, die dagelijks op ons bord liggen. De vogels en de vissen zijn afhankelijk van insecten om te eten. Zo hangt alles samen.

Al in de middeleeuwen legden boeren hooiland aan. Dit land was alleen bedoeld voor het hooi. Het land werd niet bemest of begraasd en het hooi was bedoeld als voer voor het vee. Door steeds te maaien en het hooi af te voeren verschraalde de grond en ontstond er ruimte voor bloemrijke kruiden. De bloemen kwamen dus vanzelf. Elke boer was ook imker en hij had een paar bijenkorven voor de honing, bloemen waren er immers genoeg. Veel maaide de boer niet. De eerste keer rond 24 juni en de tweede keer in september. De weidevogels konden toen nog rustig broeden. Ook andere insecten zoals de 350 verschillende soorten wilde Nederlandse bijen vonden zo hun kostje. De bestuiving van onze planten gebeurt niet alleen door honingbijen maar in meerderheid zelfs door de wilde bijen en andere insecten.
Biodiversiteit beschermt je ook tegen plagen. Door de grote diversiteit is de natuur meer in evenwicht en heb je geen of weinig gif nodig om plagen te bestrijden. Het is dus de moeite waard om te proberen de verloren biodiversiteit terug te krijgen.

Een natuurlijke bloemenweide in 7 stappen:

Stap 1, Het zoeken van een plek.

Probeer een veld te vinden, waar je de bloemenweide mag aanleggen. Je moet, voordat je begint, de garantie hebben, dat de bloemenweide minstens 10 jaar lang mag bestaan. Liefst natuurlijk nog langer. Het aanleggen van een natuurlijke bloemenweide is als het planten van een boom, dat doe je ook niet voor een korte tijd. Meestal duurt het 5 jaren voordat wilde-bijen een bloemenweide ontdekken en zich daar thuis gaan voelen. Meestal kom je uit bij landgoederen, natuurbeheerders, gemeente en provincie. Maar ook het waterschap kan een goede partner zijn. Langs (spoor) wegen, kanalen en rivieren zijn ook mogelijkheden. Vaak spreekt men dan van randen, stroken en bermen. Maar veldjes moeten daar ook te vinden zijn. In principe is de voorbereiding bij veld en strook hetzelfde, alleen het maaibeleid voor strook en veld zijn later verschillend. Particuliere velden en landbouw-velden zullen moeilijker te vinden zijn.
Maar stel je voor dat alle wegen en waterwegen zijn verbonden door stroken van grote biodiversiteit! Zo’n netwerk zou al een enorme winst zijn! Natuurlijk kun je in je eigen tuin aan het werk gaan. Al die tuinen samen zijn ook een paradijs voor insecten. Imkers imkeren tegenwoordig liever in de stad dan op het platteland. In de stad krijgen ze meer honing.

Stap 2, Het zoeken van het juiste zaadgoed

Hier gaat al veel mis. Veel zaadhandelaren spelen in op de behoefte van de mensen om iets goeds te doen voor de bijen. Maar ze verkopen de mensen zaadmengsels van veelal buitenlandse afkomst, bv. uit China of Nieuw-Zeeland. Hier betreft het dus niet inheemse zaadmengsels. We noemen deze mengsels “carnaval” mengsels. De waarde van deze mengsels is gering.
Ze zien er het eerste jaar mooi en fleurig uit, maar ze komen de daaropvolgende jaren niet meer terug. Voor onze insecten hebben ze weinig waarde. In feite is dit dus weggegooid geld voor het doel dat je nastreeft. Namelijk het terugbrengen van de biodiversiteit.

Ook is het minder gewenst om landbouwgewassen in te zaaien, zoals mosterd, koolzaad en boekweit. Het betreft hier gecultiveerde gewassen. Het ziet er wel fleurig uit, maar het doel om iets te doen aan het bevorderen van natuurlijk planten bereik je hier niet mee.
Landbouwgewassen kun je beter inzaaien in akkers en niet in bermen of bloemenweiden. Dit soort zaad is wel goedkoop, maar dat mag niet je enige leidraad zijn. Als alles volgens plan verloopt, hoef je maar één keer in te zaaien. Daarna is het alleen nog maaien en afvoeren.
Later kun je ook het hooi gebruiken om nieuwe stroken en velden in te zaaien. Het juiste zaadgoed betreft dus een éénmalige investering. In Nederland is de firma Cruydt Hoeck het verst gevorderd in het werken met natuurlijke zaden.

Stap 3, Het voorbereiden van de grond

Het is ook belangrijk om te weten op wat voor soort grond je gaat zaaien. Is de grond voedselrijk of voedselarm? Voedselrijk is de grond meestal als deze regelmatig bemest is. De meeste natuurlijke planten houden niet van voedselrijke grond. Daar moet je dus bij de aanschaf van het zaadmengsel rekening mee houden. Door het maaien en afvoeren wordt ook voedselrijke grond op den duur armer en daardoor bloemrijker. Het vergt allemaal veel tijd en geduld.
Hoofdzaak is dat je niet meer bemest als je eenmaal met dit traject begonnen bent. Gif gebruik je natuurlijk per definitie niet meer. Je vervangt de oude vegetatie door de nieuwe gewenste vegetatie. Dat is een concurrentiestrijd. Pas als het nieuwe gewas groot en sterk is, is deze strijd gewonnen. Tot die tijd moet het nieuwe gewas in deze strijd geholpen worden.
De grond moet je goed voorbereiden, voordat je kunt beginnen met inzaaien. Om succesvol te zijn, moet de grond voordat het inzaaien van start kan gaan, worden geploegd en gefreesd. Je gaat een “vals zaaibed” maken zoals dat in tuinders kringen heet. De oude vegetatie wordt tot aan de bodem gemaaid en afgevoerd. Vervolgens wordt er geploegd en gefreesd. Dan zorg je met een eg voor een fijnkorrelige bodemstructuur. Dan ligt het een tijdlang, minstens een maand braak. Het zaaibed moet voor het inzaaien vrij zijn van de problematische wortelonkruiden zoals kweek, distel, witte klaver of winde. Zaadonkruiden zoals; uitstaande melde, herderstasje, gierst, kamille, witte krodde enz. kunnen worden bestreden door de tijdelijke braaklegging van de grond. De grond wordt daarvoor een paar keer gecultiveerd, zodat deze plantjes weer verdwijnen. De oude vegetatie wordt zo op achterstand gezet.

Stap 4, Het inzaaien

Het beste kan er ingezaaid worden aan het begin van een periode die langdurig vochtig zal zijn. Veelal in maart of half augustus tot half september. Wilde bloemen- en wildgraskiemen hebben minstens 4 tot 5 weken doorlopende vochtigheid nodig om optimaal op te zwellen en te kiemen. De zaden van wilde planten zijn lichtkiemers. Het zaadgoed moet dus oppervlakkig gezaaid worden en mag niet worden ingewerkt. Het aanwalsen na het inzaaien is absoluut noodzakelijk. Dit zorgt er namelijk voor dat de nodige bodemdichtheid ontstaat, voor het gelijkmatig kiemen van het zaadgoed.
Bijzonder geschikt zijn de zogenaamde Güttler- en/of Cambridge-walsen of een gewone graswals in het geval van kleinere oppervlakten. Bij zeer magere grond kan een lichte startbemesting nuttig zijn met een dunne compost laag (1-2 cm), die oppervlakkig ingewerkt wordt. Alternatief is ook een éénmalige gift mogelijk van 50 g/m² organisch-minerale bemesting, zodat de kiemplantjes geholpen worden zich sneller te ontwikkelen, zonder dat op de langere termijn het terrein zijn magere karakter verliest. Ideaal is als je in de gelegenheid bent om in geval van droogte te beregenen.
Vanaf nu geldt de factor geduld het duurt en het duurt totdat er een mooi resultaat komt. Veel zaden hebben de winter en de kou nodig om te ontkiemen. Als de oude vegetatie doorbreekt er zit immers nog veel zaad in de grond, dan komt het aan op een goed maaibeleid. Je moet dan maaien op zo’n hoogte dat de nieuwe plantjes niet afgemaaid worden, en de oude vegetatie niet meer tot bloei komt. Vaak zitten er korenbloemen en klaprozen in het mengsel om het eerste jaar toch iets van bloemetjes te laten zien. In het tweede jaar komen deze niet meer terug. Het zijn akkerplanten ze groeien alleen in vers omgewoelde grond. Maar vanaf het tweede jaar gaat de weide zich stabiliseren en komen de gewenste bloemen.

Stap 5, Het maaien

Heb je eind augustus op een goed voorbereid onkruidvrij veld ingezaaid, kan het zaaigoed, als er optimale weersomstandigheden zijn, al het volgend jaar eruitzien als een normale goed ontwikkelde bloemenweide. In het geval van een weidebloemenmengsel betekent dat, dat men één of twee keer per jaar moet maaien. Op extreem magere grond kan ook één keer maaien per 2 jaren voldoende zijn. Op voedselrijke grond kan het zelfs nodig zijn om drie keer per jaar te maaien.
Laat de grondsoort waarop je zaait eerst testen! Normaal gesproken komt de eerste maaibeurt na 24 juni. Dan hebben ook de weidevogels een kans gehad om te broeden. De tweede maaibeurt volgt dan in september/oktober.
In geval van een natuurlijke bloemenweide gaat het in het algemeen om vlaktes waarin bloemen (maximaal 50%) en grassen ook 50% in een natuurlijke samenstelling voorkomen. Als deze vervolgens op een adequate manier gebruikt en onderhouden worden, vormen ze duurzame en evenwichtige plantenfamilies. Afhankelijk van de standplaats ontstaan gebied specifieke plantenfamilies, die zich aan de plaatselijke omstandigheden en grondsoort hebben aangepast (bv. droog vochtig, magere grond-voedselrijke grond, zuur- basisch).
Hoe vaak je maait is afhankelijk van de standplaats en het weer:
• Voedselrijke grond: 3-4 maaien per jaar.
• Bloemenweide (gemiddelde grond): 2-3 maaien per jaar.
• Magere- / en zeer droge weilanden: 1 x maaien per jaar en als er heel weinig groeit slechts 1x in de 2 jaren maaien.

Vuistregels:
• Hoe magerder het weiland, hoe later je moet maaien en hoe voedselrijker het weiland des te eerder je aan de slag moet.
• De bloei van de margerieten geldt bij het gemiddelde weiland als indicator voor het juiste tijdstip voor de eerste keer maaien. Mensen zeggen weleens, als het weiland op zijn mooist is, wordt deze gemaaid. Het is daarom ook aan te raden om niet alles in één keer weg te maaien, maar om dit gefaseerd te doen.
• Als het mogelijk is, moet je het weiland maaien in etappes in een periode van 2-4 weken om er zo ook voor te zorgen dat niet plotseling voor de insecten hun hele voedselaanbod onderbroken wordt.
• Maaien en het maaisel laten liggen, is een slechte methode, je moet het immers afvoeren, maar helemaal niet maaien is nog veel slechter.
• Het veelvoud aan soorten gaat snel achteruit, als je vergeet te maaien.

Welke maai-machine?
Als je met de klepelmaaier of met de cirkelmaaier werkt, wordt er vaak niet gemaaid maar gehakt. Het lange gras wordt in stukjes gehakt en het blijft verstrooid liggen als strooisel of moes op het weiland. Daardoor nemen de voedingsstoffen toe en neemt de soorten rijkdom van het weiland af. Noch erger is de schade die door deze maaitechniek wordt aangericht aan insecten, vogels en kleine dieren. De klepeltechniek is echt af te raden! Onderzoek in weilanden met veel verschillende soorten amfibieën liet zien, dat de traditionele dubbelmes-maaibalken de geringste schade aanrichten onder amfibieën, salamanders, muizen en vogels.

Dubbele messenbalk/ maaibalk
Vanwege de korte messen en de kniptechniek langs een lineaire balk hoeven kleine dieren maar een korte tijd de messen te ontwijken en als de maaihoogte niet te laag wordt afgesteld, kunnen de diertjes ook onder de maaibalk door duiken. Bij een maaihoogte van 7 cm, zo leert de ervaring, worden de meeste dieren gered.

Stap 6, Het verschil tussen veld en rand

Een bloemenweide heeft een redelijke oppervlakte. Het bestaat voor de helft uit gras en de andere helft uit bloemen. Het hooi wordt gebruikt als voedsel voor koeien en paarden. Je maait twee keer per jaar.
Een rand, strook, akkerrand, berm of zoom is een bijzonder mooi landschapselement. Ze zijn bijzonder geschikt als lineaire randstructuur, ze bestaan vooral uit bloemen 90% en 10% uit gras, die voor een langere tijd voedsel leveren zoals nectar en stuifmeel aan honingbijen, wilde bijen en vlinders. Vooral langs struikgewas en langs wegen, kanalen, akkers op een goed waterdoorlatende magere grond kunnen deze een ongekende rijkdom aan soorten en bloemen opleveren. Een rand maai je maar één keer per jaar eind maart / begin april. Zo kunnen allerlei dieren en insecten de winter in de strook overleven.

Stap 7, Insecten, vlinders en wilde bijen

Als de eerste 6 stappen met succes doorlopen zijn, heb je kans dat de insecten waar je het allemaal voor gedaan hebt, de bloemen gaan ontdekken. Men zegt dat duurt ongeveer 5 jaren. Geduld, geduld…. Dan moet er ook plek zijn voor deze beesten om te wonen. Er moeten vlakbij bomen en struiken zijn. Ideaal wanneer deze bomen en struiken ook inheems en bloemrijk zijn. Een berg stenen en een stapel dood hout zijn voor veel insecten ideaal om in te nestelen. Een mooi insectenhotel heeft grote educatieve waarde. Veel wilde bijen leven onder de grond. Open stukken en steile kantjes zijn voor hun ideaal.

Tenslotte

De Imker Vereniging Deventer wenst jullie veel succes en is ook bereid om ervaringen en tips uit te wisselen. Op onze website vinden jullie onze uitgebreide brochure waarin drie zaadmengsels worden besproken.

Volg ze op Facebook

Tekst:
Imker Vereniging Deventer
Werkgroep Drachtverbetering
p/a Rudy en Frans Kapsenberg
Brederodelaan 42
7412 NH Deventer
M. 06.41701737