Strokenteelt: Beloftes, praktijk en perspectief. Het is een iconisch beeld: strakke akkers zover het oog reikt, ruisend graan als een gele zee, eindeloze rijen aardappelruggen. Een beeld ook waar we aan gehecht zijn, dat staat voor productiviteit en efficiëntie.

 

Toch zou het over niet al te lange tijd wel eens een beeld uit het verleden kunnen zijn, waar we met lichte nostalgie op terugblikken want ‘inmiddels weten we beter’. De tekenen zijn al zichtbaar. Wie over de A6 naar het Noorden rijdt kan boven Almere een grote akker zien met een grote afwisseling van gewassen in lange stroken naast elkaar; dat valt wel op. En wie de bio-velddag heeft bezocht, midzomer 2018 op de proefboerderij Broekema-hoeve bij Lelystad, heeft tarwe en veldbonen door elkaar zien staan, stroken kool en graan naast elkaar, rijen notenbomen als opvallende blikvangers in het veld.

Wat is hier allemaal aan de hand ?

Wijnand Sukkel, senior onderzoeker AgroEcologie van de WUR, en key note speaker op het kenniscafé Strokenteelt op 15 maart, licht toe:

“De huidige manier waarop we landbouw bedrijven levert ons betaalbaar voedsel van een hoge kwaliteit. Maar onze manier van produceren heeft ook een aantal grote nadelen. Verslechtering van bodemkwaliteit, teruggang van biodiversiteit, gevoeligheid voor extreme weersomstandigheden en een relatief hoge emissie en schade door de toepassing van kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat gewasdiversiteit in de ruimte, zoals mengteelten, strokenteelten en agroforestry, ecologisch maar ook in productiviteit beter presteren dan de huidige monoculturen.  Mengteelten gaan bijvoorbeeld efficiënter met licht, water en nutriënten om, zijn minder gevoelig voor ziekten en plagen, de biodiversiteit in het veld is hoger en ze geven ook nog een hogere opbrengst dan monoculturen.

Waarom telen we dan nog niet allemaal op deze manier?  ‘It’s the economy stupid!’ Belangrijkste nadeel van meer gemengde teelten is dat het meer arbeid kost, vooral omdat onze mechanisatie daar niet op ingericht is.  Maar voor strokenteelt is dat minder van toepassing: strokenteelt kan nu al worden uitgevoerd met onze huidige mechanisatie, maar biedt wel een deel van de voordelen van gewasdiversiteit in de ruimte. Dankzij de GPS op de trekker, toepassing van rijpaden systeem enz. is strokenteelt ook al voor de huidige praktijk uitvoerbaar.”

Agro-diversificatie

Meer diversiteit op de akker brengen, met een duur woord agro-diversificatie, is een antwoord op veel problemen van de akker- en tuinbouw: afnemende biodiversiteit, afnemende bodemkwaliteit, verdichting, toenemende kwetsbaarheid voor extreme weersomstandigheden die zich in een opwarmend klimaat steeds vaker voordoen.

De grenzen aan het gebruik van kunstmest zijn allang bereikt en aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen worden steeds meer beperkingen opgelegd; de maatschappij kijkt hier steeds kritischer naar. Er is behoefte aan alternatieven, aan landbouwsystemen die weerbaarder zijn, minder gevoelig voor verstoringen, minder afhankelijk van ‘hulp van buiten’ zoals bestrijdingsmiddelen. Dus telen met toepassing van ecologische principes, gebruik makend van natuurlijke vijanden en antagonisten en bodembiodiversiteit en van de mogelijkheden en eisen van verschillende gewassen. Van beheersen met als basis de ploeg, kunstmest en pesticiden (technologie leidend) naar beheren met gebruik van de ecologie, waarbij de technologie ondersteunend is.

Duurzaamheid bepaalt steeds meer het denken, ook van de akker- en tuinbouwers die vooruitdenken en zich afvragen of hun bedrijf er in Parijs-2030 nog is. Velen van hen zouden overigens best wel weer eens een Leeuwerik boven het veld willen horen, of wat meer kleur in de akkerranden willen zien.

Meer diversiteit, de voordelen zijn evident.

Meer diversiteit, dus een grotere afwisseling van gewassen in de ruimte (en in de opvolging), vaak in combinatie met andere werkwijzen (vaste rijpaden, niet-kerende grondbewerking, lichtere mechanisatie enz.), laat in experimenten en praktijkvoorbeelden al opvallende resultaten zien: veel meer aanwezigheid en overleving van natuurlijke bestrijders, minder verspreiding van plagen zoals phytophthora, een betere benutting van voedingsstoffen en licht, vaak een (aanzienlijk) hogere productie dan van de afzonderlijke gewassen in monocultuur. De voordelen zijn evident.

Kennis is de sleutel tot innovatie.

Waarom doen we dit niet al lang, en niet veel meer? Zoals zo vaak staan ook hier wetten in de weg (die boomstroken passen b.v. niet in het telsysteem t.b.v. de GLB-subsidies), maar vooral praktische bezwaren: tijd, geld, kennis ook. Telen op diversiteit is arbeidsintensiever, kan meer gewassen in het teeltplan nodig maken, niet allemaal met een even hoog saldo, kan niet altijd met de beschikbare mechanisatie, maar ook: we weten niet altijd wat er kan en hoe we het moeten aanpakken. Kennis is vaak de sleutel tot innovatie.

Strokenteelt is een goede eerste stap. Dat systeem is al in ontwikkeling, begint praktische toepassing te vinden. Drie bedrijven in Noord-Holland Noord (akker/tuinbouw, bollenteelt, zaadteelt) werken bij voorbeeld aan een experiment om op één veld hun teelten te combineren in stroken. Zo is een veel grotere diversiteit mogelijk (ruimtelijk, dus naast elkaar, maar ook in de tijd, in de opvolging) dan ieder apart zou kunnen waarmaken. Maar de problemen zijn er niet minder om.

Vragen en antwoorden op het kenniscafé Strokenteelt

De betrokken ondernemers worstelen daarmee: hoe combineer je de beschikbare mechanisatie van de drie bedrijven, met onder meer verschillen spoorbreedtes, als je samen eenzelfde strookbreedte moet aanhouden? En wat is dan de optimale strookbreedte? Hoe werkt die uit als de verschillende gewassen geoogst moeten worden: wat helpt dan en wat zit in de weg? Maar ook: welke gewassen versterken elkaar in combinaties, en welke niet? Hoe passen die combinaties in de gewasopvolging op de stroken? Hoe passen de verschillende vanggewassen en groenbemesters daarin? Best ingewikkeld, allemaal.

Wat weten we daar al van? Met welke kennis kunnen deze ondernemers een volgende stap zetten, en welke kennis kan nog vele anderen over de streep trekken? Hoe komt die kennis vrij en laagdrempelig beschikbaar, en hoe wordt die kennis geborgd in het groen onderwijs voor toekomstige generaties telers? Daarover gaat het in het kenniscafé over ‘strokenteelt en verder’, dat Groen Kapitaal en Bionext samen organiseren op 15 maart 2019. Kernvraag: wat weten we al uit wetenschappelijke – en praktijkexperimenten, hoe maken we die kennis ‘werkend’ in de praktijk en hoe borgen we die kennis in de ondersteuning van de telers door adviseurs, het cursusaanbod, het groen onderwijs enz.?

Aanmelden

Aanmelden voor het kenniscafé kan hier.

Programma

12.00 – 12.45 uur inloop met lunch en kennismaken

12.45 -13.00 uur opening, welkomstwoord Jaap Bond, gedeputeerde Landbouw van de Provincie Noord-Holland

13.00 – 13.15 uur inleiding programma Marian Blom van Bionext vertelt hoe agro-diversificatie wordt opgepakt in het grote Horizon -2020- project DiverImpacts, wat kennis daarin bijdraagt en wat het kenniscafé daarin betekent.

13.15 – 14.00 uur key note speaker Wijnand Sukkel (WUR) plaatst diversificatie in het licht van de grote uitdagingen aan de landbouw in de 21e eeuw, laat hij zien welke experimenten en onderzoeken er zijn en welke kennis daar al uit naar voren komt, en hoe we daarmee nu al aan het werk kunnen.

14.00 – 16.00 uur drie workshoprondes:

Workshop 1: gewasopvolging, gewascombinaties, groenbemesters in de opvolging: een complex van vragen waar veel telers nog mee worstelen. Dirk van Apeldoorn (WUR) leidt in en gaat in gesprek met telers en ‘kennisdragers’.

Workshop 2: mechanisatie, spoorbreedte, optimale strookbreedte: ook dat levert nog veel puzzels op. Wijnand Sukkel verbindt praktijkervaring van de deelnemers met onderzoeksresultaten.

Workshop 3: de kennisverspreiders: hoe pakken zij dit op ? Wat verwachten telers van onderwijs, adviseurs en onderzoekers ? En wat doen die daarmee ? Rosemarie Slobbe (Clusius College, kenniscentrum Natuur en Leefomgeving) gaat daarover het gesprek aan met praktijkmensen, leraren en andere ‘kennisverspreiders’.

16.00.- 16.30 we halen op wat in de workshops naar boven is gekomen over hoe verder, want uiteraard eindigt het hier niet mee. Strokenteelt de nieuwe standaard in 2030? Zou zomaar kunnen.

16.30.- 17.00 napraten en uitwisselen bij de borrel

Tekst: Udo Teunis, projectmedewerker Bionext