Jan Schipper beheert naast een tiental hectares eigen grasland 125 hectare natuur van Staatsbosbeheer. Zo’n honderd hectare daarvan is weidevogelgrasland. De rest is veenmosrietland, vochtig schraalland en moeras.
Slechts twintig hectare is ‘rijland’, daar kan hij heen rijden. Maar meer dan honderd hectare is ‘vaarland’. “Dus daar moet ik met de schuit heen en gebruikmaken van pontons om het land op en af te kunnen rijden”, vertelt Jan. “Dat varen kost ontzettend veel tijd. Vanmiddag moeten we met een hooipers het land in en dan moet je daarna ook nog de balen ophalen. Het kost me anderhalf uur varen, heen én terug.”
Vanuit de lucht lijken de graslandpercelen bijna te zwemmen in het water. “Het zijn 158 perceeltjes,” zegt Jan. “Een paar hectare kan zo maar uit tien percelen bestaan.” Voor elke handeling moet hij varen. Om een paar koeien of schapen naar het land te brengen, of weer op te halen, om ruige mest op het land te brengen, te maaien, balen te persen, balen op te halen of om er pompen heen te brengen als de windmolentjes niet werken omdat er geen wind is. Alles van eilandje tot eilandje, van perceel tot perceel. “Ik beheer het als een gewone boer, maar alles draait om de weidevogels. Het moet allemaal heel extensief, met ruige mest en laat maaien. In het voorjaar wil je ruige mest op het land hebben voor de weidevogels. Dat probeer ik ‘over de vorst’ uit te rijden, want als de bodem niet ietwat bevroren is, is de grond te slap om er te rijden. Ik maai pas als er geen pullen of eieren meer zijn.”
Jan maakt zich wel zorgen over de predatie. “Er zitten heel veel vossen en daarnaast heb je nog de buizerd, de kiekendief, kraaien, eksters; de weidevogelstand heeft wel te lijden. Ze komen die pullen maar halen. Daar kunnen mijn vogels niet tegenop broeden.” Jan Schipper senior is hier begonnen in 1969. “Mijn vader heeft 45 jaar voor Staatsbosbeheer gewerkt en ik ging als kind altijd met hem mee het gebied in. Ik mocht van hem geen stagelopen elders, want hij was bang dat ik dan nooit terug zou komen.” Er staat een speelgoedtractor op het terrein. Jan: “De ene jongen is er al helemaal mee bezig. Hij is pas vijf, maar is er helemaal vol van.”
“De samenleving realiseert zich niet hoe waardevol dit landschap hier is en beseft niet hoeveel werk erin zit. Het behouden is al heel moeilijk”, stelt Jan. “Het kost ook veel geld. Ik heb vleesvee en schapen, maar daar kun je geen boterham mee verdienen. Ik heb het vee nodig om het gras van het land op te eten. Door de weidevogelsubsidie heb ik mijn inkomsten. Je moet er tenslotte wel van kunnen leven.”
“Maar ik hou van natuur. Als je niet van de natuur houdt kun je dit niet doen, want je moet altijd in regen en onweer aan de gang. Dan kies je dit niet. Ik vind het mooi: de weidevogels, die weidsheid, het uitzicht en de ruimte. Je bent natuurboer of niet.”
Meer van dit soort prachtige verhalen kun je lezen in het boek ‘Natuur op eigen kracht’, te bestellen op www.natuuropeigenland.nl