‘Nergens op de wereld vind je zo’n landschap met zoveel vogels’
Ariane van Notten heeft sinds 2007 vijfenvijftig hectare land in Waterland. Vanaf de dijk kijken we uit over nat grasland met een plasdrasgebied waar het in het voorjaar wemelt van grutto’s, kieviten en tureluurs met hun kuikens, en zelfs een zomertaling.
“We woonden in Shanghai en wilden bij terugkeer in Nederland iets buiten”, vertelt Ariane. “Ik dacht dat we natuur hadden gekocht, want het was groen en er graasden schapen op.” Via een vriendin maakte ze kennis met Ton Pieters, die 47 jaar beheerder is geweest voor Staatsbosbeheer en Jan van der Geld, die dat veertig jaar bij Natuurmonumenten was. Beiden brachten een enorme ervaring met weidevogelbeheer mee. “Ton heeft me vertelt dat ons land eigenlijk het beste weidevogelland is wat je kunt hebben omdat het van oudsher nat en bloemrijk was. Er waren hier altijd kleine bedrijven die extensief boerden vanwege de slechte draagkracht van de grond en het vele vaarland. Ik realiseerde me toen pas dat ons ‘groen’ geen natuur was, maar saai, eenzijdig grasland zonder bloemen en insecten.”
“Het doel is hier nu een rijk weidevogelland te creëren, óók met broedende kemphanen. Die zitten er wel, maar ze broeden nog niet. Ik wilde een plan dat goed doordacht was en op basis waarvan ik subsidie kon aanvragen. Ton en Jan maakten het plan. We zijn begonnen met een klein stukje van vijf hectare, om te zien of het werkte en om elkaar te leren kennen.” Voor Ton en Jan is het interessant dat Ariane geen concessies hoeft te doen aan pachtende boeren, “zoals terreinbeherende organisaties dat wel vaak moeten doen”, zegt Ton.
De schapen werden van het land gehaald en het land werd vernat. Ton: “In het voorjaar is de grondwaterstand heel hoog en op een paar stukken land staat het zelfs tot aan het maaiveld. Dat is goed voor de ‘weeksnaveligen’, zoals de wulpen, grutto’s en watersnippen. Die kunnen dan gemakkelijker met de snavels in de grond.”
“In het vroege voorjaar”, voegt Jan toe, “strooien wij er in plaats van mest rietmaaisel over uit. Dat is voor de vogelnesten. Fijn voor de vogels en goed voor het bodemleven. Veel mensen denken dat ruige mest op het land in het voorjaar daarvoor het belangrijkste is, maar dat is vooral goed voor de grasgroei.”
Er zijn volgens Ton meerdere factoren die het succes van goed weidevogelbeheer bepalen. “Er moet voldoende beschutting zijn tegen roofvogels en voor voedsel moeten er veel insecten zijn. Het gaat er niet om hoeveel nesten of eieren er zijn, maar om hoeveel jongen er overleven. Daarvoor zijn grote aaneengesloten stukken nat en bloemrijk grasland nodig, die laat worden gemaaid. Pas eind juli waren alle vogels hier uitgevlogen. De Waterlandse boeren maaiden vroeger altijd zo laat. Nu zouden de vogels het hier een eindje verderop, door het vroege maaien, dus niet hebben overleefd.”
In het voorjaar van 2018 werden op de vijf hectare maar liefst vijftig broedparen aangetroffen: drie gruttonesten per hectare en daarnaast veel kieviten en tureluurs. In 2019 zijn deze aantallen ruim overschreden. Ariane: “Er werd gesproken over een weidevogelwonder, maar voor mij is het geen wonder, dit is zoals het moet. Ik hoop hiermee een grote hoeveelheid weidevogels terug te krijgen in deze mooie veenweide, waar ze van oorsprong horen. Zo lever ik mijn bijdrage aan het in ere houden van ons bijzondere cultuurhistorische landschap.
Meer van dit soort prachtige verhalen kun je lezen in het boek ‘Natuur op eigen kracht’, te bestellen op www.natuuropeigenland.nl
tekst: Josefien Oude Munnink
fotografie: Amke